De Areca catechu groeit behalve op Indonesië ook op andere eilanden in de Stille Zuidzee en in Azië. Zelfs in delen van Oost Afrika is de betelpalm te vinden. Volgens traditioneel Indonesisch gebruik, kauwt men op de noten van de betelpalm, die verwerkt zijn in een rode pasta die de tanden rood doet kleuren. Hoewel het kauwen op betelnoten helpt tegen een hongergevoel en een licht euforische werking heeft, schijnt het ook de kans op mondkanker te vergroten en tandschade te veroorzaken.

Kies als standplaats voor Areca catechu een plek met helder maar indirect zonlicht; bijvoorbeeld op anderhalve meter van een zonnig raam en uit de tocht. Geef de palm water totdat je het water uit de onderkant van de pot ziet sijpelen. Leeg na iedere gietbeurt de schotel. Geef pas opnieuw water als de aarde bijna droog is. Gebruik in het groeiseizoen (van lente tot herfst) maandelijks vloeibare palmplantenvoeding. Haal alleen blad weg dat al bruin of geel geworden is; snoei alleen nieuwe scheuten die niet welkom zijn. Verpot de palm in de lente als de pot te klein is geworden en gebruik een grondmengsel speciaal voor palmen. Plaats daarbij de palm niet dieper in de aarde dan zij ervoor stond.