Drosera rupicola is een vleesetende plant uit de zonnedauwfamilie die tot ongeveer 15 cm hoog groeit. De soort is meerjarig en groeit uit een kleine knollen in de grond. Net als elke soort binnen het geslacht Drosera heeft ook deze plant speciale bladeren met speciale klieren waarmee insecten gevangen kunnen worden. Deze soort heeft een centraal rozet van lepelvormige, beklierde bladeren. Daaruit ontstaan drie tot vijf de stengels, waar paarsgewijs halfronde, groene bladeren uit groeien. Met een intense belichting blijven de bladeren van deze plant nog steeds vrij helder groen. Er bestaan ook varianten die wel wat roder worden onder intens licht. De soort krijgt wanneer deze volwassen is simpele, vijftallige, witte bloemen van juli tot oktober. Deze plant kan het makkelijkst vermeerderd worden door jonge rozetten of knolletjes onderaan de moederplant los te halen en op te groeien.

Drosera rupicola komt voor in het zuidwesten van Australië op natte plaatsen met weinig begroeiing. Ze komen voor op lemige voedselarme gronden, moerassen en granieten rotspartijen. Voor een optimale groei, zorg voor een temperatuur van ongeveer 25 graden Celsius overdag. ’s Nachts mag de temperatuur dalen tot minimaal rond de 15 graden Celsius. In de lente en de zomer kan deze plant ook buiten gehouden worden, plaats de plant niet direct in de volle zon. Haal de plant naar binnen als temperatuur lager wordt dan 15 graden Celsius. Plaats de soort in een mineraalrijk grondmengsel wat zo weinig mogelijk voedingsstoffen en andere zouten bevat maar ook veel vocht kan vasthouden. Een arm turf- of zandmengsel zijn hier voorbeelden van. Geef de plant zo veel mogelijk licht; helder direct licht of sterk kunstmatig licht is optimaal. Zorg ervoor dat deze soort tijdens de groei nooit uitdroogt. Drassige omstandigheden worden goed verdragen, je kan de plant altijd in een schaaltje water laten staan. Deze soort droogt in de natuur compleet op waar deze de droge periode overleeft als knol in de grond. Gebruik altijd mineraalarm water, kraanwater bevat vaak te veel mineralen wat de gevoelige wortels van de plant beschadigd. Voeding wordt bijna nooit gegeven, wel kan je deze plant eens in de maand voeren door gevangen insecten te geven.